'Het Heilige Moeten', Wapke Feenstra (NL)
Kunstestafette Zuid Holland 2000 Krant Nummer 04, Gouda. Editors Sandra Smallenburg en Martijn Verhoeven

Toen ik na een korte vakantie de stapel kranten doorliep, viel mijn oog op een onderzoek over verschillende sekspatronen bij mannen en vrouwen. De behoefte aan seks schijnt bij beide partijen doorsnee weinig te variëren, maar vrouwen hebben flexibelere patronen en zijn zich meer bewust van de context. Dat was dus nieuws wat opdook naar aanleiding van een onderzoek van de Amerikaanse sociaal-psycholoog Roy Baumeister, in een artikel van Hendrik Spiering in NRC-Handelsblad 22 juli 2000. Er werd nog wel een verklaring gevraagd aan diverse Nederlandse geleerden, maar alleen de standpunten over de verdeling tussen natuurlijke en culturele invloeden liepen erg uiteen. Dat flexibiliteit en gevoel voor context bij de vrouw sterker is ontwikkeld blijkt een voldongen feit.
Als echte vakidioot trok ik gelijk een parallel naar de kunst en dacht: ”Ja natuurlijk! Dat is zo. Wij vrouwen zijn veel meer met de context bezig en er duiken opvallend meer vrouwen op in de kunst als er flexibiliteit is vereist!” Kort door de bocht, ik weet het. Ik hou van een genuanceerde kunstgeschiedenis en mag dan zelf ook niet ongenuanceerd gaan zitten brallen. Ik was nog in de roes van mijn laatste vlucht, dus vergeeft u mij. Blijft staan dat er in de communicatie rondom kunst toch al veel te lang iets scheef zit rondom de scheppingsdrift. Die scheppingsdrift wordt gestuwd door het heilige moeten en blijkt weinig flexibel en heeft geen gevoel voor context. Het moet er immers uit en een kunstenaar kan zo’n onbewuste oprisping niet bedwingen dat zou het talent beknotten. Het geschetste is een misverstand rondom de motieven van een talent. Soms vraagt zo’n misverstand even tijd, maar mijn geduld is op. Het motief om hedendaagse kunst te maken is veel minder romantisch dan men denkt. Ieder gealfabetiseerd mens zou dat allang kunnen weten, maar er is sprake van hardnekkige maatschappelijke verdringing. De negentiende-eeuwse beerput die nog onder de kunst ligt, moeten we eerst saneren. De borrelende motieven van de maker staan onterecht in het spotlight, dat ontneemt het zicht op de context en de werking van een beeld binnen die context. De gewone recht toe recht aan daad van het talent dat - omdat ie het niet kan laten - met een zekere drift aan het scheppen is geslagen, is allang achterhaald.
Een dag later zap ik naar Peter Klashorst die H.J. Hofland aan het naschilderen is, hij staat losjes achter de ezel en maakt a prima vista een veelkleurig portret. Klashorst die inmiddels een bekende Nederlander is geworden omdat hij in de gevangenis in Senegal terecht kwam vanwege het schilderen van naakte vrouwen, verteld stoer op televisie dat het verblijf in de gevangenis eigenlijk een te lang kroegbezoek was. Kan er iemand alstublieft aan mij uitleggen waarom dit dan volgens vele kranten als relevant, ja zelfs als voorpaginanieuws werd gezien?
We gaan weer verder. Wij zoeken naar het motief van de maker? Waarom gaat de kunstenaar aan de slag? Allereerst bestaat “de kunstenaar” niet meer, er zit steeds vaker een groep mensen achter een beeld. “De Kunstenaar” gaat dus niet meer aan de slag. “Kunst” maken lijkt tegenwoordig ook op van alles: op vormgeving, op theater, reclame en andere zijpaden. Op dit moment is de diversiteit van kunst erg groot. Dat u daar als geïnteresseerde liefhebber in de musea weinig van terug ziet is te danken aan het feit dat daar voor kunst wordt gekozen die autonoom is. Dat wil zeggen kunst die voor zichzelf kan spreken zolang het de beschutting van het museum geniet. Dat is dus kunst die we ook op afstand herkennen als kunst. Daar wil ik niet negatief over doen, want er zitten mooie zaken tussen. Mooie dingen maken is vaak een heel bevredigend motief voor de kunstenaar. Toch is de vlag die de lading moet dekken in musea vaak vals. Ze praten over moderne kunst en tonen maar een heel klein deel van wat er de vorige eeuw aan hoogwaardige kunst is geproduceerd. Meer flexibele kunstvormen of kunst die van een andere dan de museale context afhankelijk is, is niet of nauwelijks verzameld. Zo zal de meeste kunst die via de kunstestafette 2000 in de diverse Zuid-Hollandse steden komt ook nooit in een museum collectie kunnen functioneren. Hoe gaan we daar mee om? U ziet het, er is hier allang geen seksediscriminatie meer aan de gang, er wordt eerder een bepaald soort kunst en kunstenaar geweerd in het museum.
Terug naar het motief. Waarom gaat een kunstenaar dan toch met die nooit te verzamelen, niet autonome kunstwerken aan de gang? Laten we gissen. Blijkbaar is de communicatie ter plekke belangrijker dan een bijdrage aan beschut cultuurbezit. Wil deze kunstenaar misschien wat aparts uitproberen, los van de institutionele keurslijven? Kan de kunstenaar niet tegen witte muren? Is er iets voorgevallen in zijn jeugd? Heeft deze kunstenaar een autoriteitscomplex? Er is immers (komt het door de tv?) een onstuitbare neiging om alle motieven van mensen en zeker die van kunstenaars te psychologiseren. Het feit dat een persoonlijke wrijving de oorzaak is van een kunstwerk is wel erg Freudiaans. De ontdekking van het onbewuste en de machten die in Freuds tijd aan de natuur werden toegeschreven, blijken nog steeds van grote invloed op hoe het publiek van kunst geniet. Een motief wordt gezocht rondom persoonlijke stokpaardjes die voortkomen uit een beerput. Door als toeschouwer te focussen op die beerput, is er ook een element van vermaak in de kunst gekomen. Kijk maar eens wat die kunstenaar allemaal heeft meegemaakt. Zo heeft de Engelse kunstenares Tracy Emin eind vorig jaar (tijdens de nominaties voor de Turnerprijs) haar beslapen bed ten toon gesteld en daarmee ging ze brutaal in op de aandacht voor het persoonlijke in de kunst. Zij heeft weliswaar niet de prijs gewonnen maar kreeg wel een discussie op gang over haar kunst. Maar is dit de juiste discussie? Hoe ver je kunt gaan in privé-exhibitionisme zien we vooral via de tv en op het internet. De minder besproken videofilms van Tracy Emin zijn daar vermoedelijk een parodie op, want daar heb ik erg om moeten lachen.
Haar bed is (als discussiestuk?) inmiddels opgenomen in een beroemde verzameling. Gaat het dan goed met de hedendaagse beeldende kunst? Er is op dit moment wel veel welvaart. In periodes van welvaart is er in Nederland ook opvallend mooie kunst gemaakt. Het beste voorbeeld hiervan is De Gouden Eeuw. Misschien vinden wij hier een motief! Houdt welvaart de kunstmotor draaiende? “Nee” zegt het traumateam. “Gezien de aandacht voor de gefrustreerde drift die lijd tot trauma bij de kunstenaar en de aandacht voor het trauma als motor voor de sublimerende kunst, lijkt het nu een slechte tijd om op goede kunst te hopen.” Ja het is waar dat Tracy Emin ook wel heel akelige dingen heeft meegemaakt, denk ik even. Maar daar gaat het niet over. Ik deel de traumabenadering absoluut niet, ben juist optimistisch over de mogelijkheden van de hedendaagse kunstenaars. Zie weinig heil in het trauma als stuwende creatieve kracht. Okay! Wat ik wil dan? Ik wil niet zoeken in die beerput van de ander (of van mezelf), maar ruimte maken voor geestelijke beweeglijkheid. Ik mis geestelijke beweeglijkheid. Is dat dan een motief? Ontstaat kunst uit een gemis? Ja daar zie ik wel wat in. Geen verlangen want dat wil weg van hier. Dat gemis moet dan, wil het vorm krijgen, zowel persoonlijk als collectief zijn. Anders is het, zeker buiten het museum, niet communicabel. Een kunstenaar moet dus altijd goed op zijn/haar omgeving letten en rondkijken. Dat is een voortdurende beweging. Vooral mentaal.
Het blijft zoeken. Er is geen eenduidig motief en evenals in het eerder genoemde krantenartikel over sekspatronen zijn er ook in de kunst verschillen van mening over de invloed van het natuurlijke en het culturele op de daad. Dat in de beeldvorming rondom hedendaagse kunstenaars, vooral de natuurlijke invloed op de scheppingsdrift gekoppeld blijft aan negentiende-eeuwse opvattingen over seksualiteit, is achterlijk. Het getuigt van weinig flexibel gedrag en geen gevoel voor context. Nu de kunst al enkele decennia geen mannenwereld meer is en mannen en vrouwen onder invloed van feminisme en seksuele revolutie anders over hun natuurlijke driften zijn gaan denken, is de visie op wat natuurlijk is en wat cultureel bepaald, driftig aan het schuiven. De beperkte romantische visie op het scheppen van kunst kunnen we dus achter ons laten.
Wapke Feenstra 2000