'Echte Kunst', Wapke Feenstra (NL)
Kunstestafette Zuid Holland 2000 Krant Nummer 03, Vlaardingen. Editors Sandra Smallenburg en Martijn Verhoeven
Kunstplanten irriteren mij, zeker nu er zoveel goede imitaties zijn. Eerst kon je door even onder het blaadje te gluren wel zien of de stengel van plastic was. Nu moet je echt voelen en knijpen om de imitaties te lokaliseren. En dan heb je aan het tafeltje alles gecheckt op echtheid, kom je onderweg naar het toilet zo’n bloembak tegen met hydrocultuursteentjes, dat lijkt dan ook weer echt, en soms is dat het ook constateer ik nadat ik een blaadje heb beschadigd. Het geknakte blad ruikt sterk en beschuldigt mij van grof gedrag voortkomend uit ongeloof. Zou ik deze acties beëindigen als er bij elke kunstplant een opschrift stond waarop wordt medegedeeld dat het namaak is? Ik ben vaak voor uitleg, maar in dit geval is het natuurlijk onzin, die planten staan er omdat ze ons voor de gek willen houden en dat ga je niet aankondigen. Andersom gebeurt het wel. Als een echte plant een zeldzaamheid is en de bezitter er door grootte of bloei trots op kan zijn, staat er een botanisch bordje bij. Niet-gelabelde planten zijn vooral verwarrend als de tweedeling tussen echt en onecht niet zichtbaar is gemaakt en de planten door elkaar heen worden gebruikt. Vooral openbare binnenruimtes maken mij onzeker. Daarom zal ik nog vaker van voel en knijp terreur gebruik moeten maken om mijn omgeving in kaart te brengen. Ik zeg dan tegen mezelf dat het een natuurlijke drift is, die ik bij toupetten, pruiken, silicone en wimpers wel in bedwang hou, omdat ik niet de integriteit van het lichaam wil aantasten. Aanraken is vaak ook verbinden en lust en wegduwen. In museums kan ik mezelf gelukkig bedwingen, voor mij hoeft er geen glas voor die oude meesters, ik zie liever een mooie lichtval op een doek dan een ernstig gezicht in reflecterend glas. Het schijnt er ook vanwege de luchtvervuiling voor te zitten. Jammer! In het museum lees ik graag de uitlegbordjes, het zegt iets over de tijd en de maker. De techniek lees ik zelden, ik zie zo wel hoe het gemaakt is. Echt! De meeste dingen in een museum mag je dus niet aanraken, maar dan ineens is het zelfs gewenst, zoals bij moderne kunst die vraagt om participatie. Als er een computer staat met toetsenbord en muis weet je dat je er aan mag zitten. Een stoel waar je niet op mag zitten heeft vaak zo’n touwtje tussen de leuningen en zo kennen we nog wel wat codes. Toch is het lastig, ik heb als beginnend kunstbezoeker en echte leek begin jaren tachtig eens vol onbegrip naar een kamer met allerlei ladekasten gekeken, en kon het design niet bijster waarderen. De kunstenaarsgroep die dit aanbood heette Art&Language en natuurlijk heb ik te laat gehoord dat er in die ladekasten teksten lagen en dat ik de lades had mogen openen. Ik voelde mij erg dom op dat moment, het was duidelijk dat ik geen incrowd was. Een simpel bordje of de code van witte handschoentje hadden mij kunnen informeren, maar blijkbaar werd dit niet nodig gevonden. Was dit een spel met incrowd en outcast? Nee, een groep met zulke sociale grondslagen zal daar niet mee spelen, er was eerder sprake van bedrijfsblindheid. In het kunstbedrijf was het overigens ook lange tijd een minpuntje als er drempelverlagende informatie werd verstrekt. Zes jaar geleden is tijdens de tentoonstelling van Ik en de ander in de beurs van Berlage in Amsterdam (1994) nog een discussie geweest met de criticus Camiel van Winkel die de uitleg op de bordjes van deze tentoonstelling in een recensie als te simpel beoordeelde. Daar Ik en de ander een brede publiekstentoonstelling was, werd hetzelfde bordje door de minder goed geïnformeerde bezoeker juist erg gewaardeerd. Kan een doorgewinterde kunstbezoeker dan niet na het eerste bordje gelezen te hebben, denken - leuk voor hen - maar ik heb dat niet nodig? Om vervolgens gewoon door te lopen en van de kunst te genieten? Kunstenaar, titel en datum blijkt voor veel experts vaak wel genoeg. Je laat de kwaliteit van de tentoonstelling toch niet beïnvloeden door je te ergeren aan een bordje dat niet voor jou bestemd is? Toch was het op het grote publiek toespitsen van de informatie een gevoelig punt voor de incrowd. Weinig mensen uit de kunstkritiek vielen de organisatie bij toen zij er op wezen dat het juist de bedoeling was om mensen die weinig van kunst weten te informeren via deze bordjes. Het lijkt een onzinnige detaillistische discussie, maar er ligt een belangrijk kunstmechanisme onder dit wel of niet informeren van het publiek, namelijk het mechanisme van de exclusiviteit. Het voelt veilig als we onder ons zijn. Als iedereen zomaar binnen kan lopen, omdat we de toegangscodes al bij de ingang prijsgeven, kan de benodigde rust van ons exclusieve niveau aangetast worden. En zeg nou zelf dat strandtentje wat je ‘ontdekt’ tijdens een zwerfvakantie is toch minder leuk als er ineens een bus toeristen wordt afgezet door een gids met opzichtig T-shirt. Moeten wij ons daarom maar niet inspannen voor de vermenging met geïnteresseerd publiek? Ik jeuk even aan mijn hoofd. Als ik nu de hedendaagse kunst zich in allerlei bochten zie wringen om ‘het volk’ over de vloer te krijgen, kan ik niet geloven dat die vrij ‘onschuldige’ informatieve teksten een criticus zo konden ergeren. En dat dat nog geen zes jaar geleden is. Nu staat men naast tekstbordjes te schreeuwen, educatie is inmiddels een acceptabel zijpad. Echte kunstenaars gaan incognito -als live act - de stad in en men wil met fake-plannen en nep-bedrijven de media bestoken. Ik vind dat laatste niet zo eerlijk – mijn moraal blijkt tijdloos - krijg toch weer dat inclusieve en exclusieve gevoel. Zie weinig verandering in de basismethodiek van de kunst: alleen is het materiaal nu het gewone publiek en bepaalt de interactie tussen publiek en kunst de compositie. Toch interactief? Of gewoon een achterhaalde dripping? Ik zou graag eens al die kunstenmakers willen bevoelen en beknijpen om te kijken of ze echt geïnteresseerd zijn in contact. Of zijn we beland in het zoveelste spel waar de macht van de ingewijde weer van zich doet spreken? Het omdraaien van publiek en podium is immers alleen maar interessant als beide partijen weten dat ze in het theater zitten. Ik begin steeds meer sympathie voor die kunstplanten te krijgen. Ze verraden zich snel bij voelen en knijpen, en hebben gewoon geen adequate geur.
Kunstestafette Zuid Holland 2000 Krant Nummer 03, Vlaardingen. Editors Sandra Smallenburg en Martijn Verhoeven
Kunstplanten irriteren mij, zeker nu er zoveel goede imitaties zijn. Eerst kon je door even onder het blaadje te gluren wel zien of de stengel van plastic was. Nu moet je echt voelen en knijpen om de imitaties te lokaliseren. En dan heb je aan het tafeltje alles gecheckt op echtheid, kom je onderweg naar het toilet zo’n bloembak tegen met hydrocultuursteentjes, dat lijkt dan ook weer echt, en soms is dat het ook constateer ik nadat ik een blaadje heb beschadigd. Het geknakte blad ruikt sterk en beschuldigt mij van grof gedrag voortkomend uit ongeloof. Zou ik deze acties beëindigen als er bij elke kunstplant een opschrift stond waarop wordt medegedeeld dat het namaak is? Ik ben vaak voor uitleg, maar in dit geval is het natuurlijk onzin, die planten staan er omdat ze ons voor de gek willen houden en dat ga je niet aankondigen. Andersom gebeurt het wel. Als een echte plant een zeldzaamheid is en de bezitter er door grootte of bloei trots op kan zijn, staat er een botanisch bordje bij. Niet-gelabelde planten zijn vooral verwarrend als de tweedeling tussen echt en onecht niet zichtbaar is gemaakt en de planten door elkaar heen worden gebruikt. Vooral openbare binnenruimtes maken mij onzeker. Daarom zal ik nog vaker van voel en knijp terreur gebruik moeten maken om mijn omgeving in kaart te brengen. Ik zeg dan tegen mezelf dat het een natuurlijke drift is, die ik bij toupetten, pruiken, silicone en wimpers wel in bedwang hou, omdat ik niet de integriteit van het lichaam wil aantasten. Aanraken is vaak ook verbinden en lust en wegduwen. In museums kan ik mezelf gelukkig bedwingen, voor mij hoeft er geen glas voor die oude meesters, ik zie liever een mooie lichtval op een doek dan een ernstig gezicht in reflecterend glas. Het schijnt er ook vanwege de luchtvervuiling voor te zitten. Jammer! In het museum lees ik graag de uitlegbordjes, het zegt iets over de tijd en de maker. De techniek lees ik zelden, ik zie zo wel hoe het gemaakt is. Echt! De meeste dingen in een museum mag je dus niet aanraken, maar dan ineens is het zelfs gewenst, zoals bij moderne kunst die vraagt om participatie. Als er een computer staat met toetsenbord en muis weet je dat je er aan mag zitten. Een stoel waar je niet op mag zitten heeft vaak zo’n touwtje tussen de leuningen en zo kennen we nog wel wat codes. Toch is het lastig, ik heb als beginnend kunstbezoeker en echte leek begin jaren tachtig eens vol onbegrip naar een kamer met allerlei ladekasten gekeken, en kon het design niet bijster waarderen. De kunstenaarsgroep die dit aanbood heette Art&Language en natuurlijk heb ik te laat gehoord dat er in die ladekasten teksten lagen en dat ik de lades had mogen openen. Ik voelde mij erg dom op dat moment, het was duidelijk dat ik geen incrowd was. Een simpel bordje of de code van witte handschoentje hadden mij kunnen informeren, maar blijkbaar werd dit niet nodig gevonden. Was dit een spel met incrowd en outcast? Nee, een groep met zulke sociale grondslagen zal daar niet mee spelen, er was eerder sprake van bedrijfsblindheid. In het kunstbedrijf was het overigens ook lange tijd een minpuntje als er drempelverlagende informatie werd verstrekt. Zes jaar geleden is tijdens de tentoonstelling van Ik en de ander in de beurs van Berlage in Amsterdam (1994) nog een discussie geweest met de criticus Camiel van Winkel die de uitleg op de bordjes van deze tentoonstelling in een recensie als te simpel beoordeelde. Daar Ik en de ander een brede publiekstentoonstelling was, werd hetzelfde bordje door de minder goed geïnformeerde bezoeker juist erg gewaardeerd. Kan een doorgewinterde kunstbezoeker dan niet na het eerste bordje gelezen te hebben, denken - leuk voor hen - maar ik heb dat niet nodig? Om vervolgens gewoon door te lopen en van de kunst te genieten? Kunstenaar, titel en datum blijkt voor veel experts vaak wel genoeg. Je laat de kwaliteit van de tentoonstelling toch niet beïnvloeden door je te ergeren aan een bordje dat niet voor jou bestemd is? Toch was het op het grote publiek toespitsen van de informatie een gevoelig punt voor de incrowd. Weinig mensen uit de kunstkritiek vielen de organisatie bij toen zij er op wezen dat het juist de bedoeling was om mensen die weinig van kunst weten te informeren via deze bordjes. Het lijkt een onzinnige detaillistische discussie, maar er ligt een belangrijk kunstmechanisme onder dit wel of niet informeren van het publiek, namelijk het mechanisme van de exclusiviteit. Het voelt veilig als we onder ons zijn. Als iedereen zomaar binnen kan lopen, omdat we de toegangscodes al bij de ingang prijsgeven, kan de benodigde rust van ons exclusieve niveau aangetast worden. En zeg nou zelf dat strandtentje wat je ‘ontdekt’ tijdens een zwerfvakantie is toch minder leuk als er ineens een bus toeristen wordt afgezet door een gids met opzichtig T-shirt. Moeten wij ons daarom maar niet inspannen voor de vermenging met geïnteresseerd publiek? Ik jeuk even aan mijn hoofd. Als ik nu de hedendaagse kunst zich in allerlei bochten zie wringen om ‘het volk’ over de vloer te krijgen, kan ik niet geloven dat die vrij ‘onschuldige’ informatieve teksten een criticus zo konden ergeren. En dat dat nog geen zes jaar geleden is. Nu staat men naast tekstbordjes te schreeuwen, educatie is inmiddels een acceptabel zijpad. Echte kunstenaars gaan incognito -als live act - de stad in en men wil met fake-plannen en nep-bedrijven de media bestoken. Ik vind dat laatste niet zo eerlijk – mijn moraal blijkt tijdloos - krijg toch weer dat inclusieve en exclusieve gevoel. Zie weinig verandering in de basismethodiek van de kunst: alleen is het materiaal nu het gewone publiek en bepaalt de interactie tussen publiek en kunst de compositie. Toch interactief? Of gewoon een achterhaalde dripping? Ik zou graag eens al die kunstenmakers willen bevoelen en beknijpen om te kijken of ze echt geïnteresseerd zijn in contact. Of zijn we beland in het zoveelste spel waar de macht van de ingewijde weer van zich doet spreken? Het omdraaien van publiek en podium is immers alleen maar interessant als beide partijen weten dat ze in het theater zitten. Ik begin steeds meer sympathie voor die kunstplanten te krijgen. Ze verraden zich snel bij voelen en knijpen, en hebben gewoon geen adequate geur.