'Kunst en Leven', Wapke Feenstra (NL)
Kunstestafette Zuid Holland 2000 Krant Nummer 01, Schiedam. Editors Sandra Smallenburg en Martijn Verhoeven
“Hallo, ik ben kunstenaar!”
"Oh? Kun je daar dan van leven?”
“Jawel ik leef nog!”
Elke kunstenaar wordt als hij/zij vertelt wat het dagelijkse beroep is overspoeld met opmerkingen over inkomsten, inspiratie, wapenfeiten van creatieve familieleden, het laatste optreden van Herman Brood op de televisie en de acht vrouwen van zo’n kunstenaar met een baard, die het ook nog allemaal met elkaar schijnen te doen. Of waren het vier vrouwen? “Ik zou dat niet kunnen,” verzucht menigeen. Of: “Dat kan mijn kind van vijf ook.” Ze hebben het dan over de – in hun ogen - simpele zaken die de kunstenaar doet.
Een niet normaal buitenissig leven, veel te veel of veel te weinig geld, en het feit dat je in de kunst bedonderd wordt waar je bij staat, het zijn hardnekkige beelden die de kunstenaar mede dankzij de media regelmatig over zich heen krijgt. Een andere variant is de bewondering. Je bent gevoeliger voor de zaken in het leven, je kunt iets wat anderen nooit zouden kunnen, mannelijke kunstenaars lopen zelfs het gevaar dat ze geniaal worden genoemd. En als je geluk hebt mag je de koningin ontmoeten. De kunstenaar doet verder hoofdzakelijk waar hij zin in heeft, je hebt immers van je hobby je werk kunnen maken en eigenlijk is het daardoor altijd weekend. Tijd is sowieso relatief bij de kunstenaar; die onstuimige drift om te scheppen is immers niet te beteugelen.
Ik krijg het benauwd, ben ik als kunstenaar de maker van beelden of zit de kunstenaar gevangen in een - hier enigszins overdreven geschetst - maatschappelijk beeld? Als er in deze kunstestafette onder de vlag “Directe Communicatie” wordt gesteld dat kunstenaars de kloof tussen hen en hun potentiële publiek willen slechten, door direct op dat publiek af te stappen dan is dat begrijpelijk. Als er communicatieproblemen zijn rondom je image, dan moet je het stilzwijgen verbreken. Het begint natuurlijk met gewoon maar eens te gaan praten, van mens tot mens. Daar zou ik niet teveel ophef over maken.
Of juist wel, misschien is die ophef wel een manier om een groter publiek te bereiken. Want wij verloren het contact. Het begon toen de kunst voor zichzelf mocht spreken en de communicatie over kunst ging verzuilen. Een intensieve inhoudelijke uitwisseling tussen collega’s en liefhebbers was het belangrijkste en er werd werk ontwikkeld dat niet perse met het grote publiek hoefde te communiceren. Op zich zou dat geen probleem hoeven te zijn, er zijn wel meer specialismen die zich spannend ontwikkelen zonder dat het grote publiek er weet van heeft. En in de geschiedenis van de kunst is een groot publieksbereik eerder uitzondering dan regel. Niets aan de hand? Jawel er moet hoognodig een opening worden gemaakt naar de bereiken buiten de kunstwereld, want het visuele was nog nooit zo prominent aanwezig in elk hoekje van de maatschappij. Er is een serieus aan en afvoer probleem in de dagelijkse beeldenbrij. Er komt van alles binnen en er zijn nauwelijks communicatieve platforms voor het delen van die visuele ervaringen. Ik denk dat de kunst zulke platforms kan bieden. Kunstenaars zijn weliswaar geen reflectieve-beeldende-catharsistherapeuten en ook geen gebundelde driftkluwens die snakken naar expressieruimtes, maar iets daartussenin en zodoende wel ervaringsdeskundig in het omgaan met beelden. In hun kunst zijn mentale beelden net zo belangrijk als de zintuiglijk waargenomen beelden. “Kunst komt van kijken”, riep men fanatiek op mijn kunstacademie. Dat kijken complex is, is bekend en dat kijken naarmate je er meer aan doet, alleen maar complexer wordt, is ook geen nieuws. Kunst kan juist in die complexe materie veel betekenen omdat kunst naast kijken vooral bestaat uit handelen. Kunst is niet alleen maar kijken en afwachten en diep nadenken. Ik pleit vooral niet voor nieuwe manifesten over de beeldende kunst, maar voor intelligent en kritisch handelen. Vanuit dat handelen in het visuele veld kunnen er gepland en onverwachts platforms ontstaan waar communicatie over onze verschillende visies ontstaat. Dat kan een tentoonstelling worden, maar ook een (visuele) chat-room of een tafel. Is dat intelligent en kritisch handelen dan nog gericht op de vooruitgang? Nee, ik wil niet vooruit, ik wil hier blijven en kijken waar ik ben. En ik vraag mij ernstig af waar ik mij bevind. Ik kijk om me heen en zie een hype in de kunst die euforisch op zoek is naar het echte leven. Denk men zo vanuit de kunst de breedte in te gaan? Sociaal gedrag en dagelijkse handelingen worden nu regelmatig tot kunst verheven en zo kunnen we – met behulp van de media – dit gedrag ook nog even esthetiseren. Er is niks meer te zien, maar met een praatje en een plaatje prijzen we – als echte incrowds - dit werk op zijn echtheid en directheid. Wil men zo de kloof tussen kunstenaars en hun potentiële publiek overbruggen? Of is de kunst juist de brug en het echte leven het ravijn? Ook de titel kunst en leven suggereert eerst een tweedeling en dan een poging tot verbintenis. Ik ben behoorlijk in de war van dit alles, maar laat mij niets aanpraten, kunst is gewoon onderdeel van het echte leven. De titel kan weg.
Kunstestafette Zuid Holland 2000 Krant Nummer 01, Schiedam. Editors Sandra Smallenburg en Martijn Verhoeven
“Hallo, ik ben kunstenaar!”
"Oh? Kun je daar dan van leven?”
“Jawel ik leef nog!”
Elke kunstenaar wordt als hij/zij vertelt wat het dagelijkse beroep is overspoeld met opmerkingen over inkomsten, inspiratie, wapenfeiten van creatieve familieleden, het laatste optreden van Herman Brood op de televisie en de acht vrouwen van zo’n kunstenaar met een baard, die het ook nog allemaal met elkaar schijnen te doen. Of waren het vier vrouwen? “Ik zou dat niet kunnen,” verzucht menigeen. Of: “Dat kan mijn kind van vijf ook.” Ze hebben het dan over de – in hun ogen - simpele zaken die de kunstenaar doet.
Een niet normaal buitenissig leven, veel te veel of veel te weinig geld, en het feit dat je in de kunst bedonderd wordt waar je bij staat, het zijn hardnekkige beelden die de kunstenaar mede dankzij de media regelmatig over zich heen krijgt. Een andere variant is de bewondering. Je bent gevoeliger voor de zaken in het leven, je kunt iets wat anderen nooit zouden kunnen, mannelijke kunstenaars lopen zelfs het gevaar dat ze geniaal worden genoemd. En als je geluk hebt mag je de koningin ontmoeten. De kunstenaar doet verder hoofdzakelijk waar hij zin in heeft, je hebt immers van je hobby je werk kunnen maken en eigenlijk is het daardoor altijd weekend. Tijd is sowieso relatief bij de kunstenaar; die onstuimige drift om te scheppen is immers niet te beteugelen.
Ik krijg het benauwd, ben ik als kunstenaar de maker van beelden of zit de kunstenaar gevangen in een - hier enigszins overdreven geschetst - maatschappelijk beeld? Als er in deze kunstestafette onder de vlag “Directe Communicatie” wordt gesteld dat kunstenaars de kloof tussen hen en hun potentiële publiek willen slechten, door direct op dat publiek af te stappen dan is dat begrijpelijk. Als er communicatieproblemen zijn rondom je image, dan moet je het stilzwijgen verbreken. Het begint natuurlijk met gewoon maar eens te gaan praten, van mens tot mens. Daar zou ik niet teveel ophef over maken.
Of juist wel, misschien is die ophef wel een manier om een groter publiek te bereiken. Want wij verloren het contact. Het begon toen de kunst voor zichzelf mocht spreken en de communicatie over kunst ging verzuilen. Een intensieve inhoudelijke uitwisseling tussen collega’s en liefhebbers was het belangrijkste en er werd werk ontwikkeld dat niet perse met het grote publiek hoefde te communiceren. Op zich zou dat geen probleem hoeven te zijn, er zijn wel meer specialismen die zich spannend ontwikkelen zonder dat het grote publiek er weet van heeft. En in de geschiedenis van de kunst is een groot publieksbereik eerder uitzondering dan regel. Niets aan de hand? Jawel er moet hoognodig een opening worden gemaakt naar de bereiken buiten de kunstwereld, want het visuele was nog nooit zo prominent aanwezig in elk hoekje van de maatschappij. Er is een serieus aan en afvoer probleem in de dagelijkse beeldenbrij. Er komt van alles binnen en er zijn nauwelijks communicatieve platforms voor het delen van die visuele ervaringen. Ik denk dat de kunst zulke platforms kan bieden. Kunstenaars zijn weliswaar geen reflectieve-beeldende-catharsistherapeuten en ook geen gebundelde driftkluwens die snakken naar expressieruimtes, maar iets daartussenin en zodoende wel ervaringsdeskundig in het omgaan met beelden. In hun kunst zijn mentale beelden net zo belangrijk als de zintuiglijk waargenomen beelden. “Kunst komt van kijken”, riep men fanatiek op mijn kunstacademie. Dat kijken complex is, is bekend en dat kijken naarmate je er meer aan doet, alleen maar complexer wordt, is ook geen nieuws. Kunst kan juist in die complexe materie veel betekenen omdat kunst naast kijken vooral bestaat uit handelen. Kunst is niet alleen maar kijken en afwachten en diep nadenken. Ik pleit vooral niet voor nieuwe manifesten over de beeldende kunst, maar voor intelligent en kritisch handelen. Vanuit dat handelen in het visuele veld kunnen er gepland en onverwachts platforms ontstaan waar communicatie over onze verschillende visies ontstaat. Dat kan een tentoonstelling worden, maar ook een (visuele) chat-room of een tafel. Is dat intelligent en kritisch handelen dan nog gericht op de vooruitgang? Nee, ik wil niet vooruit, ik wil hier blijven en kijken waar ik ben. En ik vraag mij ernstig af waar ik mij bevind. Ik kijk om me heen en zie een hype in de kunst die euforisch op zoek is naar het echte leven. Denk men zo vanuit de kunst de breedte in te gaan? Sociaal gedrag en dagelijkse handelingen worden nu regelmatig tot kunst verheven en zo kunnen we – met behulp van de media – dit gedrag ook nog even esthetiseren. Er is niks meer te zien, maar met een praatje en een plaatje prijzen we – als echte incrowds - dit werk op zijn echtheid en directheid. Wil men zo de kloof tussen kunstenaars en hun potentiële publiek overbruggen? Of is de kunst juist de brug en het echte leven het ravijn? Ook de titel kunst en leven suggereert eerst een tweedeling en dan een poging tot verbintenis. Ik ben behoorlijk in de war van dit alles, maar laat mij niets aanpraten, kunst is gewoon onderdeel van het echte leven. De titel kan weg.