`Je komt nergens zonder een goed netwerk`, Wapke Feenstra (NL)
Kunstestafette Zuid Holland 2000 Krant Nummer 07, Alphen aan de Rijn. Editors Sandra Smallenburg en Martijn Verhoeven

Je komt nergens zonder een goed netwerk. Dat is duidelijk. En een goed netwerk opbouwen is een kwestie van de juiste mensen treffen of een technisch verhaal over snelle verbindingen. Zelf opgevoed in de jaren zestig en zeventig in een klein Fries dorp van nog geen vierhonderd inwoners, was de komst van de idealistische hippies die met ons wilden communiceren een net zo grote opschudding als de komst van de televisie. Achteraf bezien heeft die televisie natuurlijk veel meer impact gehad want de meeste hippies hielden het nog geen vijf jaar vol. En ze kwamen op ons af omdat het landleven destijds heel erg werd geïdealiseerd in hun theoretische geschriften. De praktijk bleek iets taaier. Wij zaten niet te wachten op hun projecties. Toch was het spannend; ze aten brandnetels, liepen naakt door de tuin, sommigen waren erg muzikaal en gaven concerten op een vleugel in een huiskamer waar verder helemaal niks stond. Wij zaten op de grond, wij kinderen. De ouderen deden nooit mee aan dit soort naschoolse activiteiten.
Daarna ben ik bestormd door de idealisten van de Middenschool, toevallig was de school in Franeker waar wij in grote groepen naar toe fietsten vanuit alle omgelegen dorpen, net op het moment dat ik arriveerde uitgekozen als een van de drie experimenten op dit gebied. De Bijlmer, een betere wijk in Utrecht en onze plattelandsschool waren in de prijzen gevallen. Het betekende een grote educatieve opschudding en veel geld voor nieuwe boeken en verbouwingen. Ook kwamen er geïmporteerde gekke docenten die bijgelovig waren, en ons vertelden over drugs en seks en brood bakken. Zelf brood bakken bleek een religie van kneden en graan kauwen. Wij mochten toen (bijna) alles zelf uitproberen. Sommige kinderen vertelden dit bezorgd aan hun ouders en dan was het snel uit met de pret. Het mocht niet meer en de hardcore idealisten dropen af.
Het contact met die buitenstaanders heeft mij doen beseffen – veel meer dan alle rare tv programma’s - dat er een leven was naast het Friese platteland. De drang om de wijde wereld in te trekken was aangewakkerd. Er waren nog enkele leeftijdsgenoten die er net zo over dachten, maar de grote groep kroop eigenlijk alleen maar meer in de schulp. De consumptie van alle nieuwe eigentijdse technologie en het nieuwe gemak was meer welkom dan het live treffen van eigentijdse en vreemde ideeën. Ook anno 2000 wordt hedendaagse communicatieapparatuur omarmd. Er ligt kabeltelevisie en de computer is onmisbaar geworden. Internet is natuurlijk ook op het platteland in opmars. De toegang naar buitenstaanders wordt daarmee onmetelijk groot. En het contact wordt weer interactief, zonder fysiek over die buitenstaander te hoeven struikelen. Dat biedt vele mogelijkheden om uit je schulp te kruipen. Of niet?
Waarom val ik u lastig met dit verhaal?
Omdat ik veel aan deze tijd moet denken nu de kunst door sociale processen en internetidealisten wordt overspoeld. Wat tien jaar terug nog een onmogelijk idee leek van enkele bevriende kunstenaars op de Jan van Eyck Akademie, is nu een internationale kunststijl geworden met vele volgelingen. Ik heb me vanaf het begin met de discussie rondom de proceskunst bemoeid, maar had zelf (als laatbloeier die werkzaam was geweest in de sociale sector) eerst behoefte aan andere ruimte. Via teksten en beelden zette ik het alledaagse juist poëtisch en visueel in die geïsoleerde kunstwereld. Toch kon ik het niet laten en ik ging me spoedig via de kunst weer tussen de mensen begeven. Het denken over de geïnstitutionaliseerde kunstwereld kreeg daardoor volgens mij relevante impulsen. Die impulsen kregen weerklank en ik word nu vaker door de kunstwereld gevraagd om mijn mening te geven of plannen te schrijven en uit te voeren, waarbij het contact met de dagelijkse omgeving van al die alledaagse mensen het hoogste goed is. Vaak zijn er dan in het kader van vermeend cultuurbeleid nog wensen over de participatie van jongeren en allochtonen. Het gaat er dan vaak om om mensen die geografisch heel gemakkelijk met elkaar in contact zouden kunnen komen, met een kunstje aan elkaar te verbinden en daarmee een gevoel van verbondenheid te geven op lokaal niveau. Dus het ouderwetse treffen en praten met de ander wordt ineens een vraag aan de kunst?
De communicatie kloof tussen fysieke en mentale mogelijkheden en in het keilzog daarvan, de kloof tussen de geboden mogelijkheid en dat wat er werkelijk plaatsvindt, wordt bij ons kunstenaars op het bord geschoven. En dat blijkt succesvol, want kunstenaars gaan maar al te graag in op die kloof. De taaie beginstrijd van de proceskunst in de jaren negentig is vergeten en de proceskunst lijkt school te gaan maken. Deze kloof gaat ons kunstenaars wel degelijk aan lijken we daarmee te willen bevestigen. Maar waarom juist nu en waarom juist deze kloof? Wat heeft het met de visuele kunsten van doen?
Even in de geschiedenis duiken. Er is binnen de beeldende kunst – met name binnen de schilderkunst - al langer een traditie om de kloof tussen presentie en verlangen zichtbaar en ervaarbaar te maken door (o.a.) de menselijke maat te tonen. Denk maar aan het ontstaan van de moderne kunst in de negentiende eeuw, denk aan de surrealisten, denk aan Jenny Holzer. Het zijn wat willekeurige voorbeelden van soorten kunst die heersende discrepanties probeerden te matchen met behulp van het verbeelden van menselijke gewoontes, angsten en verlangens. De vraag aan de kunst en het verlangen van kunstenaars om zich op de communicatie kloof tussen het fysieke en mentale te richten middels de inzet van gewoon menselijk gedrag, is dus niet zo verwonderlijk. Zeker niet op dit moment. Juist nu is de menselijke maat nog verder los komen te staan van presentie en dus van fysiek aanwezig zijn op een plek. Juist nu komt via het internet, webcams en live-televisie het visuele en representatieve beeld van het alledaagse menselijke leven rechtstreeks in de huiskamer. Juist nu staan begrippen als plaats en perceptie ook op alledaags niveau ter discussie. Juist nu en daarom is de visuele kunstenaar als sociaal bemiddelaar veelgevraagd. Het betreft hier immers een visueel terrein met sociale gevolgen. Daar kijkt de kunstenaar dan wel even naar. Dat heeft ook zijn gevaren, de kunstenaar is immers geen sociaal tovenaar. Als verwachtingen naïef zijn en mensen naar een geniaal product verlangen dat je statisch als goed of slecht kunt beoordelen, dan is het moeilijk werken. Kunst wordt dan als een sociaal alibi of trendy niemendalletje gebruikt terwijl de beweging die de kunstenaar inzet geen grond vindt. En deze kunstenaar is afhankelijk van grond. De critici staan inmiddels ijverig op. Volgens sommige critici is wat er nu gebeurd een slap aftreksel van de veel radicalere kunst uit de jaren zeventig. Ik denk eerder dat het zoeken naar maatschappelijke en persoonlijke grenzen inmiddels is veranderd in het willen tonen, en af en toe willen dichten van de eerdergenoemde communicatie kloven. En daar is minder individuele eer mee te behalen dan in het romantische ik (of wij) tegen de wereld. Ik in de wereld maakt immers constant vuile handen. Mogelijkheden kunnen ook tegenvallen als ze plaatsvinden. Plaatsvinden kan ook nieuwe mogelijkheden uitsluiten. Bijvoorbeeld; als we te fanatiek te werk gaan met al die sociale processen en hardcore internetidealisten en bijvoorbeeld geen schoonheid toelaten of adempauzes inlassen dan kruipt iedereen nog verder in de schulp omdat het te veel is geworden. Toegankelijkheid betekent immers niet automatisch dat er ook communicatie mogelijk is.
Daarom wil ik als ervaringdeskundige, zoals u weet heb ik veel jaren-zeventig-idealisme over me heen gehad, u waarschuwen voor te hoge verwachtingen van het online zetten van (alle) (nieuwe) Nederlanders. Veel geld en moeite wordt er momenteel gespendeerd om de jeugd uit alle sociale klassen online te krijgen, dat is goed. Het maakt veel mogelijk. Maar denk niet dat daarmee ook de communicatie tussen de sociale klassen zomaar plaats gaat vinden. Mijn ervaring is dat nieuwe technologie in eerste instantie alleen maar meer aan je bekende interessegebieden toevoegt. Zo zal de kunstenaar sneller op zoek gaan naar informatie over kunst op het internet en zal de schaker zoeken naar schakers. Bestaande netwerken worden versterkt en te rare nieuwigheden worden met een muisklik ontweken. Nieuwe netwerken ontstaan meestal niet door individuele surfers, nieuwe netwerken kunnen ontstaan door gedeelde ervaringen en een gevoel van plaats. Interesse en locatie zijn daarbij van belang. Wij raken dus niet in elkaar geïnteresseerd door een technisch netwerk met nieuwe bedrading, maar kunnen wel daarbinnen en daarbuiten ruimte maken voor culturele interactie.