`An attack on the outlook`, Wapke Feenstra (ENG / NL)
Published in artists magazine HTV and in BASTA 1998 by Centraal Museum Utrecht.

Engagement – can you eat it?



Engagement is often about what happens in a far-flung country or about wrongs that we believe shouldn’t be allowed to happen. That’s when we get involved with those far-away places or events and attempt to improve the situation. The other -> -> -> there, what you’ve (accidentally) seen or what you’ve heard about, motivates you to take action.
This attitude is founded on a premise of non-acceptance that things just are as they are. In addition there has to be a certain measure of conviction that one is DOING GOOD, otherwise one can’t get motivated. For a good person still commands a deal of respect; one’s reward is not only in heaven.
If this makes you wary that I’m looking to wheedle a donation for a good cause, quoting an account number at the end of this piece, then let me reassure you: this is about art. And, as Q.S. Serafijn of OMMISSION wrote in DECORUM magazine (May 1998), the deal has disappeared from art. Engagement has to do with binding oneself to something. In essence, engagement is a deal. But the deal has disappeared from engagement in the visual arts, and with it, the pay (the gage).
For Serafijn, all that is left is idealism, and one can’t eat that. That’s true – this paper tastes vile, you can take that from me. Even so you have a new (free) edition in front of you. It still exists, that engagement, even without pay. It’s recently been picked up by a number of theorists. They’ve organized a symposium around the theme, entitled COMMITMENT! Engagement in art. (At The Hague’s Museon, May 9, 1998 with artists Ronald Ophuis, Q.S. Serafijn, Sjaak Langenberg, Jeanne van Heeswijk, René Klarenbeek and Frederico D’Orazio. And the art commentators and critics Kitty Zijlmans, Nina Folkersma and Ineke Schwartz. The symposium was organised by the Moderator Foundation). Engagement these days is scaled down and no longer revolves around big issues. It offers a counterweight. Preferably takes place outside the museums and should it hang within the walls of an institution, then it’s shocking; through its depiction, text or execution it works in a confrontational way.
Engagement, as has been said, is often concerned with the other. The viewer’s role is also one of redefinition. These days the viewer is left to seek out meaning on his or her own, for the labels are no longer pinned down.
It’s not possible to pinpoint at a distance what’s GOOD in contemporary visual art. And partly because contemporary visual art demands an engagement from the viewer, you often become part of the work of art before having had a moment to choose whether you want to become involved.
Consequently our notions of engagement linked to DOING GOOD will have to change. Involvement in itself transpires to be an autonomous experience, only subject to a possible recap at a later stage. It’s an experience evoked by the staging of the artist – and I’m not just talking about interactive installations and social sculptures here. This scene setting can be anything. Today’s art above all revolves around how this staging works. And it’s good to see that an older art form – the painting – is still alive and kicking, showing that the execution of an image in combination with a theme can still result in a highly engaged viewer. I’m talking about the works of Ronald Ophuis.
He merely wants to create a ‘strong image’ as he frequently repeated ad nauseum in his paper at the symposium. That seems to me to be rather begging the question. A strong image that depicts sexual abuse of small children, or a miscarriage, is more than just a strong image. In a vivid and quite detailed style it depicts a scene that affects me. And it hits me all the more because it’s not real, but staged. It’s been carefully constructed and painted. I see a repugnant action that has been masterfully painted. And I’m left alone with this emotional event on canvas, for the aesthetic force of attraction exerted by the image holds my gaze. It’s no good turning away, the damage is done. The painter’s analysis offers no judgement. I’m given nothing to fasten my gaze. I’m in open communication with the canvas, constantly battling my gaze. The dilemma of looking, the dilemma of the accessory to an event, the dilemma between showing and hiding, the dilemma of the viewer who looks on with his hands in his pockets – all those dilemmas are now fighting in me. I can reproach the artist for that, but that won’t help me: I looked myself and now I’m involved in a touch-and-go situation. It’s a toss-up, and there is no outcome.
It’s because of this that I can really see the atrocities in the picture and it makes me sick. That kind of engagement on the part of the viewer (me in this case) can be controlled to a certain extent when it comes to paintings, for after all one can turn one’s back. But the projects and changes of role effected by artist Jeanne van Heeswijk allow the viewer no escape. The traditional viewer has been eliminated – one is forced to participate. It’s a case of commitment or running away. In Ronald Ophuis’ paintings you can still sometimes see a victim staring blankly or confusedly into the ‘lens’. Jeanne van Heeswijk’s work eliminates the gaze – and consequently the image too. Her role as a mediator between her own vision and that of others challenges one to participate. A sharp concept and careful staging keeps the projects open-ended. It’s tailor-made work that changes subtly in each new context. Van Heeswijk always works with other people. Even her engagement has become a mediating position. The polarisation between “I and the other” is over. “And” becomes a conjunction and that conjunction becomes the position from which the artist operates. As a consequence, only intersubjectivity exists in the situations staged by Jeanne van Heeswijk. And that’s something – alongside the pictures of Ronald Ophuis – to which I will gladly ally myself.


NL
Engagement gaat vaak over wat er in een ver buitenland gebeurd of over misstanden die in onze ogen niet zouden moeten gebeuren. Wij bemoeien ons dan met die andere plekken of gebeurtenissen en proberen de zaak beter te maken. Het andere -> -> -> daar, wat je (toevallig) ziet of waar je over hebt gehoord, is de motivatie om in actie te komen. Het niet accepteren dat-de-dingen-nu-eenmaal-zijn-zoals-ze-zijn ligt ten grondslag aan deze houding. Daarnaast moet er een zekere overtuiging zijn dat men GOED DOET, anders is men niet te motiveren. Een goed mens heeft immers nog steeds veel aanzien, ook buiten de hemel. Mocht je nu bang zijn dat ik geld uit je zak wil troggelen voor het goede doel en tot slot nog een gironummer ga vermelden, dan stel ik je gerust: dit gaat over kunst. En zoals Q.S. Serafijn van OMMISSION schreef in het tijdschrift DECORUM (mei 1998). De deal is uit de kunst verdwenen. Engagement heeft te maken met een zichzelf-verbinden-aan. Engagement is in essentie een deal. De deal is echter uit het engagement verdwenen bij de beeldende kunst en daarmee ook het loon (gage).
Wat overblijft is volgens hem idealisme en daar kun je niet van eten. Dat klopt, deze krant smaakt nergens naar, neem dat maar van mij aan. Toch ligt er weer een nieuw (gratis) exemplaar voor uw neus. Het bestaat nog, dat engagement, ook zonder loon. Het is onlangs opgepakt door enkele theoretici. Zij hebben er een symposium over georganiseerd, COMMITMENT! Engagement in de kunst (In het Museon in Den Haag, 9 mei 1998, met kunstenaars Ronald Ophuis, Q.S. Serafijn, Sjaak Langenberg, Jeanne van Heeswijk, René Klarenbeek en Frederico D’Orazio. En de kunstbeschouwers en -critici Kitty Zijlmans, Nina Folkersma en Ineke Schwartz. Het symposium was georganiseerd door Stichting Moderator). Het engagement blijkt in de huidige tijd kleinschaliger dan vroeger en gaat niet meer over grote verhalen. Geeft tegenwicht. Vindt bij voorkeur buiten de musea plaats, en mocht het al binnen de muren van een instituut hangen dan is het schokkend, door afbeelding, tekst of uitvoering werkt het confronterend. Het gaat bij engagement, zoals reeds eerder opgemerkt, vaak over de ander. De rol van toeschouwer zit tevens in de herdefiniëring. Als toeschouwer moet je nu meestal in je eentje naar betekenissen gaan zoeken, want de etiketjes zitten niet meer vastgeklonken.
Wat GOED is, is in de hedendaagse beeldende kunst niet op afstand te lokaliseren. En mede omdat de hedendaagse beeldende kunst een betrokken toeschouwer vraagt, is iemand vaak al onderdeel van het kunstwerk, voordat er een keuzemoment is geweest over de vraag of je je wel wilt verbinden.
Ons beeld van engagement gekoppeld aan GOED DOEN zal dus moeten veranderen. Het verbinden op zich blijkt een autonome ervaring, die eventueel pas later nabeschouwd kan worden. Het is een ervaring die wordt opgeroepen door de enscenering van de kunstenaar. En ik heb het hier niet alleen over de interactieve installaties en de sociale sculpturen. Zo een enscenering kan namelijk van alles zijn. Bij de huidige kunst gaat het vooral over de werking van de ensceneringen. En het is mooi om te zien dat ook een oudere vorm: het schilderij, nog springlevend toont dat de opbouw van een beeld in combinatie met de thematiek, een zeer geëngageerde toeschouwer kan achterlaten. Ik heb het over de schilderijen van Ronald Ophuis. Hij wil gewoon "een sterk beeld" maken, zoals hij tot vervelend toe herhaalde in zijn lezing op het symposium. Dat lijkt me wel erg kort door de bocht. Een sterk beeld dat ontucht met kleine kinderen afbeeldt of een miskraam, is niet zomaar een sterk beeld. Het toont in een smeuïge en vrij gedetaileerde stijl een afbeelding die mij raakt. En het raakt mij extra, omdat het niet echt is, maar geënsceneerd. Het is geschilderd en zorgvuldig opgebouwd. Ik zie een onaangename handeling die heel doeltreffend is gekwast. Ik wordt vervolgens alleen gelaten met deze emotionele gebeurtenis op het doek, want door de esthetische aantrekkingskracht van het beeld blijf ik kijken. Mijn blik afwenden heeft geen zin, het is al gebeurd. De analyse van de schilder geeft geen uitslag. Mijn kijken krijgt geen houvast. Mijn blik heeft een open verbinding met dit doek en laat een onophoudelijke tweestrijd zien. Het dilemma van het kijken, het dilemma van de medeplichtige, het dilemma van het tonen of verbergen, het dilemma van de toeschouwer die met de handen in de zak blijft staan: al die dilemma`s zitten nu in mij. Dat kan ik de schilder kwalijk nemen, maar daar schiet ik niets mee op: ik heb zelf gekeken en ben nu betrokken in een situatie waarbij het dubbeltje op zijn kant blijft staan. Het dubbeltje is wankel en beweeglijk, maar zal nooit één kant op vallen. Daardoor zie ik de verschikkingen van het plaatje en daar baal ik van. Dat engagement van de toeschouwer (ik dus) is op voorhand nog enigzins in de hand te houden bij een schilderij. Je kunt er immers met de rug naartoe gaan staan. Bij de projecten en de rolwisselingen van de kunstenaar Jeanne van Heeswijk kun je als toeschouwer geen kant meer uit. De toeschouwer in de traditionele zin is namelijk weg. Er is alleen participatie mogelijk. Het is commitment of wegrennen. Op de schilderijen van Ronald Ophuis zie je soms nog een slachtoffer verward of wezenloos in de "lens" staren. Bij Jeanne van Heeswijk is de blik weg. En daarmee ook het beeld. Haar rol als bemiddelaar tussen haar eigen en andermans visies daagt echter uit tot participatie. Een scherpe conceptualisering en zorgvuldige enscenering houden de projecten open. Het is maatwerk dat in elke context weer een andere verschijningsvorm heeft. Zij werkt daarbij altijd samen met andere mensen. Zelfs haar engagement is een tussenpositie geworden. De polarisering tussen Ïk en de ander" is over. En wordt een voegwoord. En dat voegwoord wordt een plek van waaruit de kunstenaar opereert. In de door Jeanne van Heeswijk geënsceneerde situaties bestaat er daarom alleen nog intersubjectiviteit. En dat is - naast de plaatjes van Ronald Ophuis - iets waar ik mij graag mee verbind.