Connections
Erik Hagoort
shows & archive
?Wat wordt het weer?

 
Erik Hagoort (ENG / NL)
publication in leaflet Rijksgebouwendienst 2003

?What’s the weather today?
‘Do you need to lose your balance?’ asked the Russian poet Daniil Charms in 1936. (1) His poems and notes are a succession of absurdist scenes where nothing is what it seems. In Stalinist Russia, Charms was convinced that not just bureaucrats but ordinary men and women had to be thrown off balance. He confronts everyone with the absurdity of everyday life. Which either enlivens people’s spirits or inspires a sense of discomfort. The query emblazoned on the wall of the Scheveningen prison hospital exercise yard similarly works both ways. Like Charms’ question, artist Wapke Feenstra’s inquiry ‘What’s the weather today?’ needs no answer. It is more a general comment. The topic of the weather only crops up when all else has been exhausted, or before a conversation is really in full swing. It marks the hesitant start or stottering end of a conversation. It is a measure of the stirrings of concentration or awkwardness with the situation.

Guards, nursing staff and recovering detainees use the exercise yard to stretch their legs. There is nothing else to do – in fact anything else is impossible. Although the artwork echoes this basic use of the space, the piece is not as unassuming as one might think. It will give every visitor, guard or detainee a light sensation. The letters are painted in gleaming car lacquer on the 50-metre long concrete wall. At first sight, the concrete has a delicate look that’s difficult to fathom. But look more closely, and you see that the shadow of foliage has been painted in two soft hues across the entire wall. And those who actually enter the courtyard will notice that, after a few paces, the letters change colour – or, in other words, depending on where you stand, the colour shifts. Walking along the wall, with the piece before you, the letters are always green. As they recede, they gradually alter from azure blue, to deep purple, to brown. Here, Feenstra utilises the way that colour is created by light refraction and how the angle of vision determines the colour perceived by the viewer. The artist selected a type of paint that amplifies this phenomenon. The result: colour that seems to ‘travel’ with the gaze.
When it rains, the foliage painted onto the wall also alters, although not as drastically: when damp the background slightly darkens while the hue of the foliage remains unchanged… and the once dreary exercise yard creates a subtle perception of change.
The line of light Feenstra has installed high up on the wall of the hospital opposite the ‘weather wall’ also shows a constantly changing image. LEDs mounted into a horizontal bracket act as a monumental thermometer showing the outside temperature in blue, yellow and red. By day, the sun sometimes outshines the electronic digits but during cloudy days and at night, they glow like a neon sign. This ostentation disrupts the anonymity of the other buildings of the prison complex. It is a beacon, transforming the faceless wall into a recognisable façade.
Feenstra neither wishes to brighten up the exercise yard nor to moralise. ‘Irony is hardly appropriate in an environment in which people are serving a prison sentence,’ she says, ‘and I think passing judgement is something for a judge, not an artist.’ Matter-of-fact conclusions; shared by many. But those with an eye on the trends will realise that it’s not a view that automatically prevails.
In 1994 the Ministry of Housing and Construction (Rijksgebouwendienst) asked artists to submit sketches for artworks in new prisons scheduled for construction. The idea was to solicit artists’ comments. They were invited to give a view of detention – to confer meaning upon it. At this point, the artists didn’t need to take the future location into account: ‘First came ‘What & Why’, then ‘How & Where’.’ (2) In the 46 works realised, morals and symbolism dominate. The criticism of the French philosopher Michel Foucault that dissected the prison system as only one of many ways of disciplining people – in addition to others such as the education or health care system – resounds through them now and then. The phenomenon of detention, with all its pros and cons, invites commentary.
Feenstra however, who was asked in 2001 to create a communicative work for the exercise yard did not succumb to making the obligatory statements about the prison system. For her, the ‘How & Where’ is just as important as the ‘What & Why’. First she observed the site so that her personal vision would reflect what others perceive as essential.

The Scheveningen prison hospital detainees are both guarded and cared for. Staff-inmate relations are tenser here than in any other wing. The prison routine is less fixed. Prisoners’ treatment disrupts set patterns and necessitates improvisation.
By choosing a general comment like ‘What’s the weather today?’ Feenstra succeeded in engaging with the way the nursing and prison staff, and inmates, experience this place: as a site both engendering feelings of unease and offering space for self reflection and a degree of intimacy.

(1) Daniil Charms (1905-1942), ‘Is het nodig uit je evenwicht te raken?’ is the sixth poem in the series ‘Het blauwe schrift’, pp. 316-344 in the anthology: “Ik zat op het dak”, Uitgeverij Atlas, Amsterdam / Antwerpen 2002.
(2) Ger Dekker in “Kunst in de bajes”, Uitgeverij 010 Rotterdam, Ministry of Housing, Regional Development and the Environment / Rijksgebouwendienst 1997, p. 7.


©ErikHagoort2003


NL
?Wat wordt het weer?
‘Is het nodig uit je evenwicht te raken?’ schreef de Russische dichter Daniil Charms in 1936. (1) Zijn gedichten en notities vormen een aaneenschakeling van absurdistische scènes, waarin niets is wat het lijkt. In het Stalinistische Rusland zag Charms het als een noodzaak niet alleen bureaucraten, maar ook de gewone man en vrouw uit hun evenwicht te brengen. Iedereen houdt hij de absurditeit van het dagelijks bestaan voor. Dat kan vrolijk stemmen of een ongemakkelijk gevoel veroorzaken.
Op een vergelijkbare manier werkt de vraag op de muur van de luchtplaats van het ziekenhuis van de Scheveningse gevangenis naar twee kanten. Net als de vraag van Charms behoeft de vraag ‘?Wat wordt het weer?’, die kunstenaar Wapke Feenstra met een extra vraagteken liet aanbrengen, geen antwoord. Het is eerder een algemene opmerking. Het weer komt ter sprake wanneer het gesprek nergens anders meer over kan gaan of wanneer het gesprek nog niet op gang is gekomen. De vraag markeert het aarzelende begin of het pruttelende einde van een conversatie. Er spreekt een begin van aandacht uit, of verlegenheid met de situatie.

Op de luchtplaats van het ziekenhuis halen bewakers, verplegend personeel en herstellende gedetineerden een frisse neus. Meer hebben de gebruikers er niet te doen, meer is ook niet mogelijk. Het kunstwerk voegt zich naar dat basale gebruik van de ruimte, wat niet wil zeggen dat het werk bescheiden is. Iedere bezoeker, bewaker of gedetineerde zal er een lichte sensatie door ervaren.
Met glinsterende autolak zijn de letters op de 50 meter lange betonnen muur aangebracht. Het beton heeft iets ijls dat op het eerste gezicht niet goed thuis te brengen is. Wie goed kijkt, ziet dat over het gehele oppervlak in twee zachte tinten de schaduw van een bladerdek is geschilderd. En wie zich daadwerkelijk op de binnenplaats kan begeven, merkt al na enkele stappen dat de letters van kleur veranderen of beter gezegd dat de bezoeker afhankelijk van zijn of haar positie een andere kleur waarneemt. Lopend langs de muur ziet men vóór zich altijd de letters in groen. Naarmate de letters verder verwijderd zijn, verschieten ze van azuurblauw via dieppaars naar bruin. Feenstra heeft gebruik gemaakt van het fenomeen dat kleur ontstaat door de breking van het licht en dat de hoek van de waarneming bepalend kan zijn voor de kleur die men ziet. Ze heeft een verfsoort uitgezocht waarbij dat extra sterk werkt. Daardoor ‘reist’ de kleur als het ware met de blik mee.
Als het regent verandert de schildering van het bladerdek op de muur, zij het minder drastisch: de achtergrond wordt onder invloed van vocht iets donkerder terwijl het bladerdek zijn kleur behoudt. Zo veroorzaakt de eens zo saaie luchtplaats een subtiele beleving van veranderlijkheid.
Ook de lichtlijn die Feenstra hoog tegen het gebouw van het ziekenhuis heeft laten bevestigen, pal tegenover de ‘weer-muur’, geeft een steeds veranderend beeld te zien. Een horizontale armatuur met ‘leds’ vormt een monumentale thermometer. In blauw, geel en rood wordt de buitentemperatuur aangegeven. Overdag overstraalt de zon de thermometer soms, maar bij donker weer en ‘s avonds straalt hij als neonreclame. Die opzichtigheid breekt met de anonimiteit van de overige gebouwen van het gevangeniscomplex. Het is een baken, en maakt van de grauwe muur een herkenbare façade.

Feenstra heeft de luchtplaats niet willen opleuken en ook niet van gewichtig moreel commentaar willen voorzien. ‘Ironie wordt al snel ongepast in een omgeving waar mensen een straf uitzitten’, zegt ze, ‘en een oordeel vellen vind ik iets voor de rechter, niet iets voor de kunstenaar.’ Het zijn nuchtere constateringen. Menigeen zal ze beamen. Maar wie de trend in ogenschouw neemt, moet constateren dat deze opvatting niet vanzelf spreekt.
In 1994 vroeg de Rijksgebouwendienst kunstenaars schetsen in te leveren voor kunstwerken in nieuw te bouwen penitentiaire inrichtingen. Doel was het ontlokken van commentaar aan kunstenaars. Zij werden uitgenodigd een visie op het fenomeen detentie te geven, er betekenis aan te verlenen. Van de opdrachtgever hoefden de kunstenaars zich niet te voegen naar de toekomstige locatie: ‘Allereerst zou het ‘Wat & Waarom’ aan de orde moeten komen en pas in tweede instantie het ‘Hoe & Waar’.’ (2) In de 46 gerealiseerde werken voeren moraal en symboliek de boventoon. De kritiek van de Franse filosoof Michel Foucault klinkt er af en toe in door, die het gevangenissysteem ontleedde als slechts een van de vele manieren om mensen te disciplineren, naast andere zoals het onderwijssysteem of de gezondheidszorg. Het fenomeen detentie, met al zijn voor- en nadelen, nodigt uit tot commentaar.

Feenstra kreeg in 2001 de opdracht voor de luchtplaats een communicatief werk te maken, maar ze heeft zich niet laten verleiden tot het doen van obligate uitspraken over het gevangeniswezen. Het ‘Hoe & Waar’ is voor haar minstens zo belangrijk als het ‘Wat & Waarom’. Eerst observeert ze ter plekke, om bij het ontwikkelen van haar eigen visie aansluiting te kunnen vinden bij wat mensen als wezenlijk ervaren.
In het ziekenhuis van de Scheveningse gevangenis worden gedetineerden zowel bewaakt als verpleegd. Meer dan in andere afdelingen van de gevangenis staan de verhoudingen er op scherp. Ook ligt de routine minder vast. De zorg ontregelt vaste patronen, maakt improvisatie noodzakelijk.
Door te kiezen voor de algemene opmerking ‘Wat wordt het weer?’ is ze erin geslaagd aan te sluiten bij de manier waarop zowel de gedetineerden als het verzorgend en bewakend personeel deze plek ervaren: als een plek die gevoelens van ongemak met zich meebrengt én als een plek die ruimte kan bieden voor persoonlijke aandacht en een zekere intimiteit.

(1) Daniil Charms (1905-1942), ‘Is het nodig uit je evenwicht te raken?’ is het zesde gedicht uit de serie ‘Het blauwe schrift’, pp. 316-344 in de bundel: “Ik zat op het dak”, Uitgeverij Atlas, Amsterdam / Antwerpen 2002.
(2) Ger Dekker in “Kunst in de bajes”, Uitgeverij 010 Rotterdam, ministerie van VROM / Rijksgebouwendienst 1997, p. 7.


©ErikHagoort2003